De stilte na de regen: hoe kleine keuzes mijn bedding werden.
De ochtend na de storm is vreemd stil.
Mijn appartement lijkt uit te ademen. De lucht is uitgewrongen.
Op straat liggen plassen die de hemel spiegelen, niet fel, wel eerlijk.
Het is alsof alles fluistert: het ergste lawaai is voorbij.

Nu begint het werk. Niet het harde werk van duwen en volhouden, maar het stille werk van blijven. 
Blijven bij jezelf. Bij wat waar is. Bij wat pijn deed en nog nadreunt in je lichaam.

In een eerdere blog schreef ik dat geluk geen zonnestraal is. 
Geen dramatisch licht dat uit de wolken breekt en alles oplost. 
Vandaag wil ik vertellen wat ik leerde toen de regen eindelijk ging liggen.

Geluk blijkt soms de damp die opstijgt van warme stenen na een zomerse bui.
Zacht. Onopvallend. Het is de gloed die zichtbaar wordt als je ogen wennen aan het grijs. 
Het besef dat je geen nieuw decor nodig hebt, alleen een bedding. 
Een plek om neer te komen. Thuiskomen in jezelf.

Jarenlang probeerde ik te leven alsof ik de storm was. 
Veel doorgaan, veel perfectionisme, veel verantwoordelijkheidsgevoel. 
Het werkte, tot het niet meer werkte. Dat verhaal kennen jullie.

Wat ik toen nog niet begreep: het is nooit de storm die je breekt. 
Het is hoe je jezelf vasthoudt terwijl hij over je heen trekt.

Die dag, nog maar enkele maanden geleden, na de regen, leerde mij iets anders. 
BLIJVEN is een werkwoord.
Niet passief, wel zacht en actief.

Blijven is je voeten op de grond zetten en voelen of ze je nog dragen.
Blijven is je hand op je buik leggen en wachten tot je systeem je weer vertrouwt.
Blijven is niet grijpen naar het oude verhaal omdat je het kent, maar ook niet springen naar een nieuw verhaal om het oude te vermijden.
Blijven is wonen in de tussenruimte. Dat vraagt moed. Veel moed.

Als gids/coach heb ik woorden, modellen en systemen leren kennen. 
Ze zijn waardevol, maar ze betekenen niets als mijn lichaam niet meedoet.
Ik spreek graag over Positieve Gezondheid, omdat die taal me hielp niet langer te praten over ‘stuk of heel’, maar over draagkracht. 
Over schakelen.

Gezondheid is, zoals Machteld Huber het omschreef, het vermogen om mee te bewegen met het leven 
en tegelijk je eigen regie te voelen.  Mijn lichaam wist dat allang. Mijn hoofd pas veel later, besef ik nu.

Pas toen ik stopte met vechten tegen vermoeidheid, toen ik rustte zonder uitleg, 
merkte ik dat er ruimte kwam waar eerst alleen strijd zat. 
Niet veel, wel echt.

Dat vermogen groeit via kleine, herhaalde handelingen die je lichaam als veilig herkent. 
Telkens bewust ademen. Een korte pauze nemen. Een zachte grens benoemen. 
Altijd opnieuw, kleine stapjes.

Het PERMA-model uit de positieve psychologie laat zien dat zulke microkeuzes tegelijk voeden wat je voelt, hoe je verbindt, waar je betekenis aan geeft. En wanneer je kiest op een manier die fysiek, emotioneel, mentaal en spiritueel klopt, vallen de vier dimensies van levensbalans weer samen.

Daarom werkt een rustig ritueel van vijf minuten vaak dieper dan een inspanning van een uur. 
Omdat consequentie kracht is, niet intensiteit.

Ik leerde dat niet uit een boek. Ik leerde het door te zakken naar eenvoud.
Mijn voeten op koude tegels. Mijn rug tegen een muur. Mijn aandacht die vaker in mijn bekken woont dan in mijn hoofd.
Een klein ritueel. Een eerlijker ja. Een zacht maar helder nee.

Mijn dieren leerden me misschien nog het meest. 
Zij praten niet over veerkracht. Ze tonen het. 
Ze vertragen. Luisteren. Bewegen. Rusten. 
En beginnen opnieuw. Geen drama. Wel ritme.

Dat is de paradoxale geruststelling van veerkracht: je hebt geen heldendaad nodig, je hebt herhaling nodig. 
De kunst is niet om nooit te vallen, de kunst is te voelen waar je vandaan valt en wat je kunt onderleggen zodat je zachter landt.
Dat fundament, die matras, is je bedding. 
Soms is dat een mens die je aankijkt zonder oordeel. 
Soms de grond onder je blote voeten. 
Soms de zin die je fluistert wanneer je hart te snel klopt.

Mijn zinnen veranderden.
Van: ik moet dit kunnen naar: ik hoef dit niet te dragen.
Van: ik zal wel doorbijten naar: ik mag kiezen.
Van: ik wil niemand teleurstellen naar: ik kies ook voor mij.

En plots bleek rust niet spectaculair. Grenzen stellen geen vuurwerk. 
Zelfzorg zag eruit als vroeg naar bed, een wandeling zonder doel, vijf minuten niets.
Maar precies dat veranderde alles.

Mijn lichaam begon me opnieuw te geloven. Mijn geest liet de waakstand los. Mijn hart ademde dieper. 
En daar, in die onderstroom, groeide iets dat ik vroeger geluk noemde, maar dat nu meer wegheeft van rust.

Rust is betrouwbaarder. Dieper. Ze laat ruimte voor verdriet. 
En verdriet werd geen vijand meer, maar een deel van mijn bedding. 
Zoals plassen bij de regen horen.

Ik hoef ze niet te vermijden. Ik kan erlangs lopen. Of erin gaan staan, net zo lang tot het water stil wordt. 
Soms is dat onder een warme douche, tranen die me helen. Pijnlijk, ja nog steeds, dat gaat niet weg maar nu vloeit ze door mij heen.

Misschien is dat wat ik het meest wil doorgeven: dat je niet hoeft te wachten tot de zon schijnt om te beginnen. 
Dat je in een natte wereld ook thuis kunt komen. Dat je jezelf mag vasthouden, niet hard, maar trouw.

Trouw aan wat je lichaam vertelt.
Trouw aan wat je hart al wist.
Trouw aan het ritme waarin jij echt kan leven.

De storm en de regen waren geen straf, maar spiegels, weet ik nu. 
Ze legden mijn zachte kant naast mijn vurige kant, mijn heldere kant naast de kant die ik lang negeerde. 
En ze zeiden: kies. Niet één, wel het geheel. Niet OF, wel EN. 
Econoom en empaat. Structuur en veiligheid. Focus en verzachting.

Juist in dat ‘EN’ zit mijn anker.

Als jij dit leest en je staat nog nat te trillen: weet dat er niets mis is met jou. 
Je systeem doet precies wat het moet doen. Het zoekt houvast.
Blijf.
Niet verdwijnen. Niet vermijden.
Blijf en je lichaam leert opnieuw vertrouwen.

Een regelmaat die niet vervliegt. Water en adem. Een zin die je kalmeert. Een grens die je bewaart. 
En misschien iemand, eventueel ik, die even met je meeloopt. Niet om te fixen, maar om te herinneren.
Je hoeft niet ineens te stralen. Het is genoeg als je elke dag twee millimeter dieper in je bedding zakt.

Er is een moment dat ik elke dag koester. Onopvallend. Bijna niets. 
Ik sta op mijn terras, voel mijn voeten, adem in mijn buik, en zeg zacht: ik ben hier. 
Niet klaar, wel aanwezig. Niet perfect, wel waar.

Soms komen er tranen. Soms een glimlach. Vaak niets, alleen stilte. 
En toch, precies daar, begint voor mij nu het leven dat klopt. 
Niet in de zonnestraal, maar in de warme damp die langzaam optrekt.

Dus als jij straks naar buiten stapt en de stenen nog nat zijn: zet je voeten neer. 
Voel de koelte. Laat de lucht je huid aanraken. Luister of je lichaam iets wil zeggen. 
Niet om jezelf te verbeteren. Om jezelf te bewonen. 

Wat je daar vindt, is geen spektakel. 
Wat je daar vindt, is jezelf.
En dat is genoeg. Altijd weer.

En misschien mag je jezelf dan zacht afvragen:
welke kleine, herhaalbare keuze wil ik vandaag maken, zodat mijn lichaam voelt dat ik blijf?

0 Comments

Leave a Comment