
Er is iets met de stilte van de Ardennen. Met dat moment waarop het bereik op je telefoon verdwijnt en de enige verbinding die overblijft, die met jezelf is en met wie naast je rijdt, ademt, leeft.
Vorige week trok ik met mijn zus de bossen in. Twee dagen te paard, door een landschap dat tegelijk woest en helend was. De lucht zwanger van regen, de wind fel en snijdend. Kees en Louis, onze trouwe, gehuurde paarden, stapten gestaag verder, hun adem dampend in de kou.
De regen sloeg in mijn gezicht, de modder spatte tot op mijn wangen, mijn vingers gleden over een warme paardenhals. En ergens tussen stormvlagen en galop werd mijn hoofd eindelijk stil.
Het was niet zomaar ontspanning. Het was herinnering. Aan wat ik zelf dagelijks leer aan anderen: dat rust niet komt door te ontsnappen, maar door los te laten wat niet meer van jou is (zoals ik eerder schreef in Van prestatie naar welzijn).
Want zelfs als je werk je passie is, zelfs als je woont op de plek die helemaal klopt, er zijn momenten waarop je moet ontkoppelen. Niet om weg te lopen, maar om terug te keren. Om te voelen dat levensvreugde niet enkel schuilt in betekenis, maar ook in adem, beweging, eenvoud.
’s Avonds, op het kleine houten bankje op het terras van onze B&B Ranch, zaten mijn zus en ik lang te praten. Over verlangens, overtuigingen, noden. Over papa, die we elk op onze eigen manier missen, maar in zulke momenten bijna tastbaar dichtbij voelen. En over hoe we soms nog proberen te passen in verhalen die niet meer van ons zijn. Het leven blijft vragen: wat laat je los? wat draag je nog mee?
Die gesprekken voelden als thuiskomen. Zonder franjes, zonder maskers. Ik besefte hoe diep deconnecteren eigenlijk verbindt, niet alleen met jezelf, maar ook met de ander. Met de grappigste, warmste, meest eigenzinnige zus die ik me kan wensen. En het contrast bleef me bij: buiten bulderde de wind, maar vanbinnen voelde ik vrede. Alsof het lawaai van de wereld eindelijk van me afspoelde.
Wetenschappers zouden zeggen dat dit niet enkel gevoel is. Onderzoek van de universiteit van Stanford toont aan dat een wandeling in de natuur, weg van prikkels, het stresscentrum in je hersenen (de amygdala) tot rust brengt en het parasympathische zenuwstelsel activeert, dat deel van je lichaam dat zegt: je bent veilig, je mag ontspannen.
Misschien was dat precies wat er gebeurde daar, tussen modder en regen: mijn lichaam herinnerde zich wat mijn hoofd vergeten was (zoals ik beschreef in Terug naar je lichaam).
Sinds dat weekend stapelen kleine toevalligheden zich op. Oude kennissen die plots weer verschijnen. Nieuwe mensen die op mijn pad komen. Gesprekken die iets openmaken. Alsof het leven reageert op de ruimte die ik vanbinnen heb vrijgemaakt. Soms moet je je comfort even achterlaten om te herinneren wie je bent zonder dat comfort. In het onbekende word je wakker: nieuwsgierig, levend, echt.
De kracht van deconnecteren zit niet in afstand nemen van het leven, maar in het durven voelen ervan. In het toelaten van contrasten: de storm buiten en de stilte vanbinnen. De zachtheid van verbondenheid naast het rauwe van wind, modder, adem. Het verleden dat zacht meereist, terwijl het heden fluistert: je bent hier, nu.
En daar, tussen paardenhoeven, boslucht en zielsherinneringen, voelde ik opnieuw: ik hoef niets meer vast te houden om voluit te leven. Soms begint thuiskomen met even vertrekken.
Wanneer heb jij voor het laatst echt losgekoppeld, niet alleen van je scherm, maar ook van je eigen “moeten”? Wat zou er kunnen ontstaan als je jezelf dat opnieuw gunt?
0 Comments